BPA

BPA

College van B&W der Gemeente Amersfoort                          

T.a.v. de burgemeester, mevrouw A. van Vliet-Kuiper,  Amersfoort, 19 december 2005.

                                                                                                           

Geachte mevrouw van Vliet-Kuiper,

 

Op grond van het reglement van orde van de gemeenteraad van Amersfoort, wil de BPA graag de volgende vragen aan het college van B&W stellen.

 

Inleiding:

 

Voor 2005 was er een aanvraag vervangende nieuwbouw gedaan door de Prof. Groenschool, ( een speciale – regionale - school in Amersfoort voor kinderen met een auditieve en/of communicatieve beperking aan de Kortenaerstraat 10 ) maar in overleg met de gemeente(ambtenaren) besloot het schoolbestuur die aanvraag in te trekken en samen met de gemeente een onderzoek te starten naar de haalbaarheid van nieuwbouw voor deze locatie.

Daarvoor werd in voor 1-2-2005 een nieuwe aanvraag vervangende nieuwbouw ingediend voor 2006.

Daarvoor leverde het schoolbestuur een onderzoek in van BenBS (het bureau dat de bouwzaken van onze organisatie behartigd). In dit onderzoek wordt een vergelijking gemaakt t.a.v. de investeringskosten voor onderhoud t.o.v. van nieuwbouw.

 

Op grond van dit onderzoek adviseert BenBs nieuwbouw.  De jaarlast (zowel voor schoolbestuur als voor de gemeente), de resterende gebruiksduur (vergelijking tussen oud- en nieuwbouw) en de bouwkundige kwaliteit zijn de voornaamste argumenten hiervoor.

 

Om dit eerste onderzoek verder te onderbouwen heeft het schoolbestuur het Nibag gevraagd een meerjaren onderhoudsplanning op te stellen t.a.v. het gebouw Kortenaerstraat. Dit onderzoek geeft een goed inzicht in de huidige stand van zaken, de gebreken en de kosten die gemoeid zijn de komende jaren om het gebouw op peil te krijgen en te houden.

Dit onderzoek is door het schoolbestuur gezien als een onderbouwing van het onderzoek van BenBS en staafde het advies: vervangende nieuwbouw is economische beter voor zowel schoolbestuur als gemeente.

Het schoolbestuur heeft beide onderzoeken ingeleverd bij de gemeente, die de SRO inschakelde om eigen onderzoek te doen. Dit onderzoek hield behalve het beoordelen van BenBS en NIBAG ook een bezoek op school in.

 

In het overleg tussen gemeente en schoolbestuur werd n.a.v. de rapportage van de SRO, geen overeenstemming bereikt t.a.v. de huisvestingsaanvraag. De gemeente vond dat met de door de gemeente te verstrekken middelen (3,5 ton in euro´s) het gebouw voldoet.

Meer hoeft de gemeente niet te doen.

 

Het schoolbestuur is echter van mening dat dit op de langere termijn niet zal renderen en is van mening dat schoolbestuur en gemeente een gezamenlijke verantwoordelijkheid hebben t.a.v. de huisvestingsvoorziening. De tegenstelling tussen onderhoud en nieuwbouw bleef dus bestaan en na juridisch advies stelt het schoolbestuur dat de aanvraag gehandhaafd blijft en dat bij een mogelijke afwijzing door college en raad er beroep aangetekend zal worden.

 


 

 

Bovenstaande brengt ons tot de volgende vragen:

 

  1. Welke heldere argumenten heeft het college, c.q de uitvoerende organisatie van de gemeente de SRO, om de aanvraag vervangende nieuwbouw niet in te willigen?
  2. Meer specifiek: hoe verantwoord het college, c.q de uitvoerende organisatie van de gemeente de SRO, dat een investering renovatie voldoende is t.o.v. investering nieuwbouw dat volgens onderzoeken op de langere termijn een beter rendement geeft?
  3. Kan het college, c.q de uitvoerende organisatie van de gemeente de SRO, garanderen dat het huidige gebouw (na aanpassing) voldoet aan alle wettelijke veiligheidseisen en arbeidsomstandigheden? Deze eisen zijn de afgelopen jaren fors bijgesteld en ruim 90% van dit gebouw is ouder dan 30 jaar.
  4. Kan het college, c.q de uitvoerende organisatie van de gemeente de SRO, garanderen dat de fundering en de riolering van het huidige gebouwdeel Kortenaerstraat  blijvend constructief goed blijft gelet op de regelmatige wateroverloop ( ten gevolge van zware regenval) vanuit de vijver aan de Evertsenstraat onder het gebouw door? Hierbij ook aanmerken dat de grondwaterstand hoger is. Dit laatste is ook van invloed op de luchtkwaliteit ( extreme vochtigheid vanuit de kruipruimte de lokalen in)
  5. Kan het college, c.q de uitvoerende organisatie van de gemeente de SRO, garanderen dat met herstel van de scheuren in de gymnastiekzaal de veiligheid voor medewerkers en leerlingen in orde zal zijn?
  6. Welke mening heeft het college, c.q de uitvoerende organisatie van de gemeente de SRO, over ontwikkeling van de wijk Kruiskamp op langere termijn ivm wonen, verkeersveiligheid, parkeren van de schoolbussen, we zijn immers een regionale school, enz.?
  7. Past een school als de Prof. Groenschool, volgens het college in de toekomst ook in de wijk Kruiskamp?

 

In afwachting van uw spoedige antwoorden, namens de Burger Partij Amersfoort ( BPA )

 

Kees Kraanen, Gerard van Vliet, Hans van Wegen

 

 

 

 

ANTWOORD van burgemeester en wethouders ( 24 januari 2006 )

 

Algemeen: Uitgangspunt voor de beoordeling van de aanvraag voor vervangende nieuwbouw is de Verordening voorzieningen huisvesting onderwijs 2003. Het criterium in de Verordening voor vervangende nieuwbouw is “het in zo’n slechte/matige conditie zijn van voldoende en voldoende zwaarwegende gebouwelementen volgens de bouwkundige opname (= een rapportage waaruit de bouwkundige noodzaak blijkt) dat onderhoud en/of aanpassingen geen redelijk resultaat opleveren in kosten ten opzichte van verlenging van de levensduur.” Volgens de Verordening kan, zulks ter beoordeling van de gemeente, er sprake zijn van vervangende nieuwbouw als vervanging van de accommodatie per saldo geen meerkosten met zich meebrengt.

Een schoolbestuur is als juridisch eigenaar verantwoordelijk voor de instandhouding van het school- gebouw (art. 57 Wet op de Expertise Centra). Het bevoegd gezag van een onderwijsinstelling is verplicht het gebouw en het terrein behoorlijk te gebruiken en te onderhouden (art. 104 WEC).       Deze verantwoordelijkheid strekt zich uit over het hele gebouw, de binnen- en de buitenkant. Qua systematiek van bekostiging is er verschil tussen onderhoud “binnen en buiten.” Het schoolbestuur ontvangt zelf middelen van het rijk voor voorzieningen en/of onderhoud aan de binnenkant van de huisvesting (preventief onderhoud). Het bestuur moet daarentegen aanvragen voor voorzieningen in de sfeer van  onderhoud buitenkant bij de gemeente indienen (art. 92 WEC). Deze aanvragen worden jaarlijks door de gemeenteraad beoordeeld (Huisvestingsprogramma en –overzicht)

 

Ad 1 en 2: 

Uit rapportages van resp. BENBS d.d. 25 januari 2004 en 24 januari 2005,  NIBAG d.d. 21 februari 2005 en NV SRO d.d. 22 augustus 2005 blijkt dat er geen noodzaak bestaat voor vervangende nieuwbouw, gelet op de regelgeving ingevolge de Huisvestingsverordening alsmede het ter zake gestelde in andere aan de onderwijshuisvesting gerelateerde wetgeving. Met andere woorden: de constructie van het gebouw (voldoende en voldoende zwaarwegende gebouwelementen) verkeert niet in een zodanige slechte/matige conditie dat dit vervangende nieuwbouw rechtvaardigt. Aan het betreffende schoolgebouw dient dringend onderhoud te worden gepleegd en met uitvoering van dit noodzakelijk onderhoud is het mogelijk het pand zodanig op te knappen dat het geschikt is en blijft voor het onderwijs en voorts dat deze investeringen verantwoord zijn in relatie tot verlenging van de levensduur van het gebouw. De investeringen die nodig zijn voor de door het schoolbestuur genoemde optie voor vervangende nieuwbouw (€ 3,2 miljoen) staan niet in verhouding tot de noodzakelijk geachte investering voor noodzakelijk onderhoud (€ 365.000). 

 

Ad 3, 4 en 5.

Het bestuur van de Professor Groenschool gaat uit van een verantwoordelijkheids- verdeling tussen gemeente en schoolbestuur die niet in overeenstemming is met de Verordening en ook niet met de wet. In de beoordeling en afweging van de noodzaak van vervangende nieuwbouw dan wel onderhoud hebben wij uitsluitend onze gemeentelijke investeringen te betrekken en niet de schoolbestuurlijke uitgaven voor preventief onderhoud. Het systeem van de Verordening en de wet houdt in dat wanneer het gebouw op basis van noodzakelijk onderhoud “buitenkant” weer jaren geschikt is en blijft voor onderwijs, het ook verantwoord is dat het schoolbestuur preventief onderhoud verricht aan de “binnenkant” van het gebouw.

 

Door het door de gemeenteraad beschikbaar stellen van een bedrag van € 365.000 (Huisvestings- programma 2006) is het schoolbestuur in staat gesteld aan haar verplichtingen in het kader van het instandhouden van het gebouw te voldoen. De gemeentelijke investeringsmiddelen gelden daarbij ter aanvulling op het door het schoolbestuur te plegen preventief onderhoud. Als juridisch eigenaar is het schoolbestuur zelf verantwoordelijk voor het voldoen aan de wettelijke (veiligheids)eisen en eisen op het gebied van arbeidsomstandigheden.

 

6.

Dit is een algemene vraag. Voor onze opvattingen over de ontwikkeling van deze wijk verwijzen wij daarom graag naar de het thema Binnenstedelijke Vernieuwing Amersfoort.

 

7.

De Professor Groenschool past binnen de wijk, ook al heeft de school een bovenwijkse/ regionale functie. Ook andere bovenwijkse/ regionale scholen zijn binnen woonwijken gehuisvest.